Alex Boogers is bij De Schrijverscentrale één van de meest gevraagde auteurs in het voortgezet onderwijs. Op ons verzoek schreef hij een column over schrijversbezoeken en het grote belang van een goede voorbereiding in de klas. Als ervaringsdeskundige deelt Alex ook praktische tips voor docenten als voorbereiding voor een succesvol schrijversbezoek. De gids met de lamp
In de kerstvakantie las ik Stephen King on writing, a memoir of the craft. Daarin schrijft de succesauteur in het voorwoord: ‘This is a short book because most books about writing are filled with bullshit.’
Hij heeft gelijk.
Ik schreef het schotschrift De lezer is niet dood en het pamflet Lang leve de lezer. Twee dúnne boeken waarin ook het schrijverschap aan bod komt, maar het gaat toch vooral over lezen, en dat we nieuwe lezers moeten zoeken, máken zelfs. Elke schrijver die denkt dat er altijd wel een publiek is dat op zijn of haar boek zit te wachten komt bedrogen uit. Je moet ervoor vechten. Je moet het krankzinnige ritme van de tijd horen kloppen, het rubber van je zolen verslijten op de straten waarover je schrijft, en durven tijgeren om dat verhaal te maken dat je moet maken, zodat je de lezers vindt die meenden dat er geen boek meer voor hen bestond.
Elke schrijver die denkt dat er altijd wel een publiek is dat op zijn of haar boek zit te wachten komt bedrogen uit. Je moet ervoor vechten
De meeste schrijvers waren ooit weifelende lezers, die onzeker hun weg zochten in de wereld. Waarom zou je nu als schrijver die lezer, die er nog altijd is, niet de hand reiken? Als je een boek schrijft en een jong mens weet te bereiken die na het lezen van jouw boek heel even anders naar de wereld kijkt, heb je veel voor elkaar gekregen. Je hebt een mens bewogen. Het zaadje van de literatuur is geplant. Het boek, dat op school tot een taak wordt gemaakt, een tijdrovend obstakel tussen de leerling en een voldoende, vormt geen bedreiging meer en zal heus weer worden opgepakt. Ooit. Eens. Hoe lang het ook duurt.
Slechte voorbereiding
In De lezer is niet dood schreef ik: ‘Scholen nodigen met enige regelmaat schrijvers uit om een lezing te verzorgen, om iets te vertellen over hun werk, over het schrijverschap, over hun beweegredenen. Dat zijn mooie initiatieven. Pogingen om de wereld van literatuur, boeken en schrijvers iets dichterbij te brengen. Dat maakt het voor de leerlingen tastbaar. Fysiek. Soms moesten de leerlingen voorafgaand aan het bezoek van de schrijver een boek lezen. Een nobele opdracht, die in de praktijk beroerd wordt uitgevoerd, want in de meeste gevallen wordt het boek níet gelezen, hoezeer de docent ook benadrukt dat de groep zich goed heeft voorbereid. De uitzonderingsgevallen zijn doorgaans op een hand te tellen, en zulke bezoeken zijn feestjes. Regelrechte openbaringen. Manifestaties waarin het boek wordt gevierd en het ego van de schrijver gestreeld. Wanneer de voorbereiding niet goed is, de leerlingen de docent hebben misleid, hebben geacteerd, zoals ze behoren te doen als ze hun studie pragmatisch willen aanpakken en nog genoeg tijd willen overhouden voor een sociaal leven, dan valt het bezoek van de schrijver met de slechte voorbereiding meteen in het water. Natuurlijk, hij zal zich inspannen en proberen om uit te reiken, maar tegelijk weet hij ook dat hij voor een ongeïnspireerde groep staat die geen flauw idee heeft wie ze voor zich heeft, noch geïnteresseerd is in wat hij heeft geschreven. De schrijver krijgt geen contact met de groep en wordt door de docente na een korte introductie stilletjes aan zijn lot overgelaten. Hij is schrijver en zal ongetwijfeld weten wat hij moet doen. Toch? Hij weet in elk geval dat hij voor een groep leerlingen staat, die zijn volledige existentie onderuithaalt. Deze voorbeelden komen uit de praktijk. De docenten die mij deze voorbeelden gaven wisten niet wat ze anders hadden kunnen doen. Ze hadden juist een schrijver uitgenodigd, omdat ze hoopten dat literatuur dan een beetje zou gaan leven, een taak die de scholen zelf al jaren laten liggen. De leerlingen moesten ook de titels opzoeken in de mediatheek. Literatuur blijft lastig, zeiden ze.
De docent brengt het verhaal, kent het verhaal, en is in de eerste plaats zélf de lezer die hij van zijn leerlingen wil maken
Steek het vuur aan
Ik kan me niet herinneren dat er op school iets gemakkelijk was, behalve tekenen en gymnastiek, en zelfs bij die vakken waren er onderdelen die mij tegenstonden. In nagenoeg alle gevallen maakt de docent het verschil. De redding komt niet van de schrijver die over zijn werk komt vertellen, maar van de docent die in een veel vroeger stadium een reddingsboei naar de leerlingen toewerpt. Volwassenen die iets over de wereldgeschiedenis weten, omdat zij dat op school hebben geleerd, herinneren zich meteen de docent die er zo inspirerend over kon vertellen. Je onthoudt een geschiedenis niet alleen omdat hij steeds herhaald wordt, maar omdat je docent in de rol als verteller er een beeld bij schept. Je ziet het. Je moet het natuurlijk ook willen zien. Herhaling stompt af. Voor de leerling, maar ook voor de docent. Het gaat erom dat de docent het vuur elke keer opnieuw aansteekt, zonder zelf ooit uit te doven. Je schept niet alleen een verhaal als je vertelt over geschiedenis of over literatuur, je schildert een achtergrond, een decor, waarin leerlingen causale verbanden zien tussen de ene gebeurtenis en de andere. Ze lopen erin rond, ze durven erin rond te lopen, omdat je ze meeneemt, weg uit hun persoonlijke sores, weg uit het drukke leven dat ze zeggen te hebben. Wie het verhaal maakt, ráákt. De docent, zoals ik het zie, is de gids die in een donker bos voorop loopt met de lamp. Hij kent de weg niet beter dan de groep die hem volgt, maar hij heeft het licht aangestoken.
Ik geloof hier nog steeds in.
De docent brengt het verhaal, kent het verhaal, en is in de eerste plaats zélf de lezer die hij van zijn leerlingen wil maken. Hij weet van de hoed en de rand, kent ook de nieuwste titels, en wijst geen titel op voorhand af, maar bespreekt waarom dat desbetreffende boek wel of niet op de lijst kan. Hij prikkelt, is ruimdenkend, dringt zijn mening en literaire smaak niet op, en zoekt openingen om uiteindelijk dat verhaal over literatuur te vertellen dat hij wil vertellen. Een kiertje in het venster van de geest van de leerlingen is voldoende om het licht naar binnen te laten schijnen. Rubrieken en columns in kranten worden gevuld met laatste bevindingen en constateringen over hoe beroerd het gesteld is met jongeren en literatuur. Ik geloof er niet in. Ik weiger erin te geloven. Soms moet je je er dwars tegenin opstellen en die ene lezer vinden die het verschil maakt, en die lezer is er altijd.
Tips voor de docent als voorbereiding op een schrijversbezoek: - Begin met een plan. Bespreek het met de klas. Hou de groep betrokken bij uw keuzes en beslissingen.
- Selecteer een titel waarvan u denkt dat die bij uw klas past. En waarom denkt u dat? Vindt de klas dat ook?
- Ga er niet vanuit dat het boek ook daadwerkelijk gelezen wordt. Zorg voor een extra vangnet: maak het schrijversbezoek interessant en deel de informatie die u over de schrijver heeft of laat de leerlingen die informatie zelf opzoeken.
- Deel de klas op in groepjes die ‘iets’ met het boek moeten doen. Voorbeeld: het ene groepje gaat in op het autobiografische gehalte, het andere groepje gaat in op het literaire gehalte, weer een ander groepje gaat in op de schrijver achter het werk, de schrijver als mens, weer een ander groepje heeft zich door het werk laten inspireren om een raptekst / gedicht / muziekstuk te maken, al naar gelang de mogelijkheden van uw klas.
- Zorg voor interactie tussen schrijver en de klas. Ga er niet vanuit dat de groep vragen stelt, ook niet als ze die vooraf heeft bedacht.
- Roep op tot spontaniteit: een leerling mag een vraag stellen die plots in hem opkomt wanneer de schrijver zijn verhaal houdt.
- Zorg voor een duidelijk verzoek aan De Schrijverscentrale wanneer u interesse heeft in een schrijversbezoek. Welke schrijver heeft uw voorkeur? Wat wil de school van de schrijver? Wat zijn de wensen? Wat zijn de voorbereidingen? De schrijverscentrale kan het gedetailleerde verzoek aanbieden aan de schrijver. In de praktijk levert dat voor alle partijen een bevredigend resultaat op.
- Niet elke schrijver heeft meteen een verhaal paraat. Hou daar rekening mee. Een schrijver schrijft en het boek eist de aandacht op, die hij niet altijd meteen wenst voor zichzelf. Niet elke schrijver is een spreker.
- Interesse voor literatuur wordt gewekt doordat het steeds weer met veel vuur wordt behandeld en besproken. Een schrijver is niet in staat om een klas te reanimeren. Hij kan een vonk wel voeden. De bevlogen docent is de bewaarder van het vuur.
Meer weten? Bekijk onze
draaiboeken of lees ons
blog voor meer tips voor het organiseren van een succesvol schrijversbezoek.
Foto: Tim Buiting